plattegrond Landgoed Schothorst
huur ruimtes

U bent hier

Klein streepzaad

Hoewel de meeste bloemen in de berm al wel zijn uitgebloeid, zie je zo hier en daar nog bijna boeketten kleine gele bloemen staan. Dát is klein streepzaad. Zo op het eerste gezicht lijken ze wel een beetje op asters. Echt gek is dat niet, want net als de asters hoort ook dit plantje tot de grote composietenfamilie van de Asteracea.

Klein streepzaad  is een dapper bloeiend plantje: ze beginnen in juni en houden het vaak vol tot in november. Omdat er nu nog maar weinig bloemen bloeien, zijn ze makkelijk te herkennen. Eén plant is gelijk een boeketje, want de stengel vertakt zich over de hele lengte en aan het eind van elke zijscheut draagt de plant zo’n vrolijk geel bloemetje.

De hoogte van de plant varieert van 30 tot 90 centimeter hoog en de bloemetjes hebben een doorsnee van zo’n 1,5 á 2 centimeter doorsnee.

 

Lintbloemen

Het zijn zogenaamde lintbloemen: je denkt dat je maar één bloem ziet, maar in werkelijkheid is elk bloemblaadje een bloem, compleet met meeldraden en vruchtbeginsel. Met elkaar vormen ze een bloemhoofdje, dat aan de onderkant bij elkaar gehouden wordt door grijsviltige omwindselblaadjes. Klein Streepzaad heeft zowel binnenste als buitenste omwindselblaadjes: de buitenste zitten als een krans aan de onderkant en steken een klein beetje uit, de binnenste zijn met elkaar vergroeid en vormen een stevig, sierlijk, klokvormig omwindsel, waardoor al die kleine lintbloemetjes met elkaar één mooie bloem kunnen vormen.

De buitenste lintbloemen kleuren aan de bovenkant vaak een beetje donkerrood. Je ziet dat vooral goed als de bloemen nog in de knop staan. Maar ook uitgebloeid klein streefzaad heeft zijn charme, want dán komt het pappus tevoorschijn.

 

Pappus

Pappus is vruchtpluis. Sneeuwwitte haren, die met elkaar sierlijke parachuutjes vormen en door de wind worden meegenomen. Aan elke witte haar zit een piepklein geelbruin nootvruchtje, met alles erin om op een andere plek weer een nieuwe plant te worden. Allergenen bevatten ze niet: ook als je last hebt van hooikoorts kun je dus zonder problemen van die door de lucht vliegende zaden genieten. Als het zaad ergens ontkiemt vormt de plant eerst een rozet met een korte penwortel. Pas in het tweede of derde jaar gaat de plant bloeien.

De rozetbladeren liggen plat op de bodem, dáár heeft de plant ook zijn Latijnse naam (crepis cappillaris) aan te danken. Crepis betekent schoenzool. Cappilaris betekent haarvormig.

 

Bijenplant

Er zijn aardig wat wilde bijensoorten, die een voorkeur hebben voor gele composieten. Ook klein streepkruid wordt dus enthousiast bevlogen. De plant trekt vooral zandbijen, pluimvoetbijen, roetbijen, tronkenbijen én wolbijen aan.

 

Vlinderplant

Vlinders hebben nectar nodig en, net zoals de meeste composieten is klein streepkruid vooral een stuifmeelleverancier. Geen echte vlinderplant dus, alhoewel een aantal nachtvlinders klein streepzaad wel gebruiken om hun eitjes te leggen.

 

Tuinplant

Hoewel klein streepzaad van zichzelf eigenlijk mooi genoeg is om een plekje in de siertuin te verdienen, zijn het vooral de diverse streepzaadcultivars die je daar tegenkomt. Heel leuk om eens een keer uit te zaaien is de knalrozebloeiende Crepis incana en/of de meer ingetogen rozebloeiende Crepis rubra.

Er zijn trouwens ook meer mooie wilde streepzaadsoorten, in Nederland naast het algemeen verbeide klein streepzaad ook het groot streepzaad, stinkend streepzaad, moerasstreepzaad, vleugelstreepzaad, borstelstreepzaad, smal streepzaad en paardenbloemstreepzaad. Wil je ze leren herkennen? Kijk dan op www.floravannederland.nl