Historie

Achtergrondinformatie over het park

De plaats waar nu het Stadspark Schothorst ligt is al heel oud. De ontstaansgeschiedenis gaat zeker 12.000 jaar terug. Die tijd wordt Laat Glaciaal genoemd. Daarin liep de laatste ijstijd naar zijn einde. Een koel en gematigd klimaat werd afgewisseld met koude perioden, waarin geen of slechts weinig plantengroei mogelijk was. Tijdens één van die koude perioden kreeg de wind steeds meer vat op de kale bodem van fijn dekzand. En omdat de wind toen vooral uit het zuid-westen en westen waaide werd het zand steeds verder in oostelijke richting verplaatst. Op de plaatsen waar nog plantengroei mogelijk was werd het zand vastgehouden, zodat zich er lage duinen vormden.  Op die manier ontstond er een afwisselend landschap van landduinen en valleien.

In een latere koude periode is dit duinlandschap een beetje gladgestreken. De valleien zijn toen gedeeltelijk door de wind opgevuld met zand, maar ook doordat de ontdooide, met water verzadigde bovengrond langs de duinhellingen naar beneden gleed. Door het wegstromende dooiwater veranderden dekzandlaagten in beekdalen met snelstromend water. In het Stadspark Schothorst is die afwisseling tussen dekzandhoogten en dekzandlaagten nog duidelijk in het landschap terug te vinden.

Aan het einde van de laatste ijstijd, zo'n 10.000 jaar geleden werd het klimaat warmer en vochtiger. Er ontwikkelde zich een weelderige plantengroei. In de dekzandlaagten ontstonden moerassen met zeggen, biezen en grassen (broek of goor genaamd) en op de hogere gedeelten bossen.

Vanaf de middeleeuwen werd dit landschap door de mens tot in alle uithoeken ontgonnen. Het bos op de dekzandhoogten en -welvingen maakte plaats voor akkers, weilanden, boerderijen en zandwegen. De afwatering in de goren werd geregeld: op het laagste punt groef men een wetering en het moerasland werd ontgonnen tot grasland (vooral hooiland). De boomsoorten die in het oorspronkelijke bos voorkwamen keerden terug in het cultuurlandschap, maar hun groeivorm en groeiplaats werden vanaf nu door de mens bepaald. Eiken plantte men op de dekzandwelvingen langs wegen, op wallen of als bosjes bij de boerderijen. Elzen, essen en wilgen kregen een plaats in de houtsingels in de dekzandlaagten. Het hout werd gebruikt als timmer-, omheinings- en brandhout. De dekzandhoogten bleven vrij van bomen. Hier lagen uitsluitend akkers, toen vooral roggeakkers, tegenwoordig meestal maisakkers. In het huidige Stadspark Schothorst is dit gebied vooral recreatiegebied (speelveld), maar er is ook een "sierakker" aangelegd met graan.

Plaats- en veldnamen kunnen aanwijzingen geven over de aard van het landschap tijdens de ontginning. Zij zeggen vaak iets over de hoogteligging of het grondgebruik. De naam Breede Goren, het moerasje aan de zuidkant van de Schothorsterlaan, is ontleend aan de naam van een daar gelegen weiland. Het woord "horst" heeft betrekking op een hoogte in een natte omgeving. Hieruit vallen namen als Schothorst, Weerhorst, Coelhorst en het vroegere Zielhorst gedeeltelijk te verklaren. De hoge en dus droge ligging maakt de horst al in de middeleeuwen bij uitstek geschikt voor gebruik als bouwland.

Het woord "schot" valt moeilijker te verklaren. In een grijs verleden duidde het woord op een klein, door een houten omheining afgeschoten terrein, waar vee werd opgesloten. Nog later werd het schot een schuur of hok en spreekt men van een varkens- of schaapsschot en zelfs van een tabaksschot. Op oude kaarten werden ook schaapskooien, die ver van een boerenerf, maar dicht bij een heideterrein waren gelegen, met schot aangeduid. Een schot, in welke betekenis dan ook, op een hoger terrein gelegen te midden van dras land, werd "schothorst" genoemd. En ook de boerderij, die later op zo'n plek werd gebouwd, kreeg vaak deze naam. Van het terrein, waar thans de villa "Schothorst" tussen ligt, is bekend, dat er al rond 1600 een boerenbehuizing heeft gestaan. Ook de toenmalige bewoners (erfpachters) zijn bekend: Jan Reijerszoon en Jannitgen Cornelisdochter. De boerenbehuizing is daarna vaak van bewoner(s) veranderd. Er zijn veranderingen aangebracht en bijgebouwen toegevoegd. Ook het erf veranderde mee. In 1846 was het inmiddels opgeklommen via "buitenverblijf" tot "heerlijkheid".

Tot 1938 is het landgoed in handen gebleven van particulieren (Familie Verloren van Themaat). In dat jaar werd het gekocht door het Centraal Bureau van het Nederlandsche Landbouwcomité van Coöperatieve Aankoopverenigingen uit Rotterdam om er een instituut voor moderne veevoeding te stichten. In 1974 kocht de Gemeente Amersfoort de gronden en opstallen van de boerderij aan vanwege hun situering in het bestemmingsplan Schothorst: 20 ha werd met huizen bebouwd, 20 ha werd sport- en recreatieterrein en 20 ha bleef zoals het was: het huidige "Landgoed Schothorst".

Een groot deel van het Park Schothorst bestaat uit graslanden, struwelen, bossen en open water. Binnen dit gebied staat een natuurlijke ontwikkeling van flora en fauna voorop. Hoe doen we dat? Bijvoorbeeld door te hooien, maar niet te bemesten en door middel van lichte begrazing door schapen. Maar ook omdat we als mens zo min mogelijk ingrijpen. Hierdoor kan er een grote afwisseling in natuurlijke levensgemeenschappen ontstaan.

De witte Villa

Schothorst kent haar oorsprong als boerderij rond 1600. Door de eeuwen heen wordt dit stukje bij beetje uitgebreid en verrijst er op deze plek een bescheiden landhuis, een zogenaamde ‘Huizinge.’ Schothorst maakt vervolgens een transformatie door van ‘Huizinge’, naar ‘Heerenhuizinge’, ‘buitenverblijf’ en in 1846 zelfs tot ‘heerlijkheid.’ Omstreeks 1850 komt het landgoed in bezit van mr. Pieter Verloren van Themaat.

Tussen 1861 en 1876 vindt er een ingrijpende verbouwing plaats van het landhuis. Deze verbouwing is vermoedelijk ontworpen door de tuinarchitect S.A. van Lunteren. De inrichting van het bestaande landhuis wordt gewijzigd en er wordt een voorhuis bijgebouwd, waarin veel ruimte wordt geboden aan een voorname trappartij en enkele representatieve vertrekken aan de linker-en rechterzijde hiervan. De buitenkant van het gebouw is omgeven door  een serre. Hierna is het gebouw nauwelijk veranderd. In dezelfde periode legt Van Lunteren een park aan in de Engelse landschapsstijl. Kenmerkend voor deze stijl zijn slingerende paadjes, bochtige vijvers, uitheemse boomsoorten en prachtige doorkijkjes. Deze elementen zijn nog steeds herkenbaar in het huidige park. Tevens worden in deze periode het Koetshuis en de Oranjerie gebouwd.

Tot 1938 is het landgoed in handen van particulieren. Daarna wordt het gekocht door het Centraal Bureau van het Nederlandsche Landbouwcomité van Coöperatieve Aankoopverenigingen uit Rotterdam die er een instituut voor moderne veevoeding sticht. Omstreeks 1974 koopt de gemeente Amersfoort de gronden en stallen van Schothorst aan vanwege hun situering in het bestemmingsplan Schothorst. Toen zijn ook de eerste plannen voor de inrichting van het gebied als stadspark ontstaan. Een deel wordt als sport- en recreatieterrein ingericht terwijl 20 hectare blijft zoals het is, het landgoed Schothorst. Daar is het Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie gevestigd. Uiteindelijk krijgt het park in de jaren 90 haar huidige vorm, waarbij de aanleg door Van Lunteren op hoofdlijnen behouden is gebleven. De kenmerkende villa, ook wel ‘de witte villa’ genaamd, het Koetshuis en de Oranjerie zijn aangewezen als Rijksmonument. Het pand is tegenwoordig in gebruik als kantoorpand.

Het Koetshuis

Het koetshuis is in 1871 op de plaats van oude stallen gebouwd. Wat opvalt is dat de bouwstijl van het koetshuis afwijkt van de stijl van het hoofdgebouw, de witte villa. Het koetshuis is een rustiek gebouw in de neorenaissancestijl. Het is nog herkenbaar als koetshuis door het witte, stenen paardenhoofd dat boven de grote deuren hangt. Het is net als de witte villa waarschijnlijk ontworpen door de tuinarchitect S.A. Van Lunteren. Het wordt omringd door bestrating en een tuin aan de oostzijde van het gebouw. In de linkervleugel bevonden zich de paardenstallen, in het middengedeelte was de koetsenstalling en in de rechterzijde het woongedeelte. Het koetshuis is nu geheel als woning in gebruik. Het gehele pand is van algemeen belang vanwege zijn cultuurhistorische waarde en als gaaf voorbeeld van een koetshuis, ontworpen in de stijl van de neorenaissance. Het is aangewezen als Rijksmonument.

 

De oranjerie

De Oranjerie is net als de Villa en het Koetshuis vermoedelijk ontworpen door S.A. van Lunteren en in dezelfde periode gebouwd (tussen 1861 en 1876). Deze voormalige tuinmanswoning is in neoclassicistische stijl vormgegeven en is aangewezen als Rijksmonument. De familie Verloren van Themaat liet hier in de winter uitheemse vorstgevoelige bomen en struiken overwinteren, zoals de citrusboompjes en palmen, die in de zomer in grote potten rondom de villa stonden. Aan de achterkant bevond zich het woongedeelte. Rondom de oranjerie waren veel kassen en fruitbomen. Vanaf de Oranjerie tot aan de villa was tevens een grote moestuin aangelegd.

In 1938 werd het landgoed inclusief bebouwing gekocht door het Centraal Bureau van het Nederlandsche Landbouwcomité van Coöperatieve Aankoopverenigingen uit Rotterdam, die er een instituut voor moderne veevoeding sticht. De Oranjerie werd in gebruik genomen als hooiopslagplaats. In de jaren 70 kocht de Gemeente Amersfoort het landgoed aan vanwege de situering in het bestemmingsplan van Schothorst. Inmiddels is de Oranjerie verkocht aan particulieren. Tot op heden is het als woning in gebruik. De moestuin is verdwenen, maar in de ontwerpvisie is meegenomen dat er op een landgoed wel een moestuin hoort. Daar is de Breede Morgen, de biologische moestuinvereniging voor in de plaats gekomen.

Home Onze locatie Landgoed Schothorst Historie